opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être en verve (v) (gevoelstoestand) |
opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être en train (v) (gevoelstoestand) |
opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être d'une gaieté folle (v) (gevoelstoestand) |
opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être plein d'entrain (v) (gevoelstoestand) |
opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être tout joyeux (v) (gevoelstoestand) |
opgeruimd zijn (v) (gevoelstoestand) | être plein de vivacité (v) (gevoelstoestand) |